Elk jaar in november begint het regenseizoen. Tot februari/ maart hebben we regelmatige regenbuien afgewisseld met droge warme dagen. Daarna regent het zo goed nooit tot het volgende regenseizoen. Als het hier een dag flink regent stroomt het water vanaf de bergen met grote snelheid naar beneden en veranderen de wegen in het dal in rivieren. De rivier de Rocha is normaal een klein beekje die op zulke dagen in een serieuze stroom kan veranderen.
Elk jaar in november beginnen dus ook de nieuwsberichten over gebouwen die onder water zijn komen te staan. Vorig jaar waren er extreme overstromingen, maar eigenlijk is het elk jaar wel raak. Ik, als Hollander, kijk daar altijd een beetje verbaasd van op, want een goede afwatering moet toch niet zo heel ingewikkeld zijn, denk ik dan. Nederland bestaat niet zonder uitgebreid watermanagement waarmee we het waterpeil precies onder controle kunnen houden.
Dit verschil is een cultureel verschil.
Wij Hollanders denken dat we door onze eigen inzet controle kunnen uitoefenen op onze omgeving en op onze toekomst. We kunnen heel wat regen aan zonder problemen, en als we een jaar hebben dat het veel regent en de rivieren toch dreigen over te stromen, bedenken we nog meer plannen om dat te voorkomen. Zelfs de meest pessimistische Nederlanders zijn wat dat betreft optimisten. In technische termen heet dit “internal locus of control”, we geloven dat wij controle hebben op wat er gebeurt.
Hier is de cultuur een stuk fatalistischer. Het leven wordt bepaald door factoren waar we geen invloed op hebben. Wat er gebeurt ligt buiten onze controle, het gebeurt. Het idee dat iemand de hoeveelheid regen kan controleren is absurd, dus je kunt maar beter accepteren hoeveel regen er valt, of dat nu veel is of weinig. Met andere woorden, hier hebben we te maken met een “external locus of control”.
Dit is, denk ik, de culturele dimensie waar ik de meeste moeite mee heb.
Afgelopen tijd liep ik dan ook tegen dit culturele verschil aan. December is de tijd van de jaarevaluaties en ik probeerde tussen Kerst en Oud & Nieuw stil te staan bij afgelopen jaar. Het eerste dat ik daarvan geleerd heb is dat je zoiets beter niet kunt doen als je bekaf bent. Het tweede resultaat was dat ik me begon af te vragen waarom ik deed wat ik deed en of het wel verschil uitmaakt.
Hierdoor viel ik een beetje in een fatalistisch soort cynisme. Ik had het gevoel dat de dingen waar ik me voor had ingezet hadden gefaald. Ik bijvoorbeeld gehoopt dat Noemi mijn lessen kon overnemen terwijl wij op thuisverlof zijn, alleen een onverwachte maar heel welkome zwangerschap maakte dat een stuk complexer. Met mijn Hollandse instelling probeer ik wat te bereiken in een cultuur waar het leven wordt bepaald door factoren waar ik totaal geen invloed op heb, en dat frustreert.
Ik zoek een goede balans tussen de internal locus of control en de external locus of control, tussen fatalisme en het idee dat God alles onder controle heeft, tussen de nog-niet en al-wel dimensies van zijn redding, tussen niet altijd evenveel resultaat zien en de belofte dat wat we doen in hem niet tevergeefs is.