Waarom Waarheid en Gelijkenis hand in hand gaan
Er was een tijd dat Waarheid zo naakt als dat hij geboren was, door de straten liep. Hierdoor liet niemand hem binnen in hun huizen. Als de mensen hem zagen aankomen draaiden ze zich om en vluchten weg. Op een dag liep Waarheid treurig te dwalen toen hij Gelijkenis tegenkwam. Gelijkenis was gekleed in prachtige kleren met mooie kleuren. Toen Gelijkenis Waarheid zag zei hij, “Zeg eens, buurman, want maakt dat je zo treurig kijkt?” Waarheid antwoordde, “Oh broeder, de zaken staan er slecht voor. Heel slecht. Ik ben oud, heel oud, en niemand wil me erkennen. Niemand wil ook maar iets met me te maken hebben.”
Toen Gelijkenis dat hoorde zei hij, “De mensen vluchten niet van je weg omdat je oud bent. Ik ben ook oud, heel oud. Maar hoe ouder ik word, hoe meer de mensen van me houden. Ik zal je een geheim vertellen: iedereen houdt ervan als de dingen vermomd en mooi gemaakt zijn. Laat me je wat van mijn schitterende kleren lenen, en je zult zien dat de mensen die je eerst aan de kant schoven je graag in hun huizen willen uitnodigen en blij zijn met je gezelschap.”
Waarheid nam het advies van Gelijkenis aan en trok de geleende kleren aan. Vanaf dat moment gaan Waarheid en Gelijkenis hand in hand, en iedereen houdt van hen. Ze zijn een gelukkig stel.
(Vertaald uit: Paul F. Koehler, Telling God’s Stories with Power, oorspronkelijk verteld door Jacob Kranz, the Maggid of Dubno, een rabbi uit de 18e eeuw uit Oost-Europa)